Van kolen naar aardgas

De komende decennia gaan we over naar wonen zonder aardgas. Een hele operatie. Maar eigenlijk is het nog helemaal niet zo lang geleden dat Nederland overstapte van stadsgas en kolen naar aardgas. Na de ontdekking van gas bij Slochteren (1959), begon de Gasunie in 1963 dan ook met het aanleggen van gasleidingen in Nederland. Binnen vijf jaar tijd had maar liefst 80 procent van de huishoudens een gasaansluiting.  

Het goedkope gas betekende echter de nekslag voor de kolenkachel. Campagnes van de kolenindustrie die wezen op de gezelligheid van de kolenkachel mochten niet baten. Ook twijfels zaaien over de blijvende aard van de lage aardgasprijzen had geen effect. De kolenkachels belandden op de schroothoop en het beroep van kolenboer stierf uit.   

Stadsgas

Toen Nederland nog stookte op stadsgas hadden veel grotere steden een gasfabriek waar stadsgas werd geproduceerd door steenkool te verhitten in een zuurstofloze omgeving. De fabrieken lagen vaak bij een spoorlijn of vlakbij het water voor het transport van de kolen (denk aan Westergasfabriek in Amsterdam). Het stadsgas gebruikte men voor verlichting (gaslampen) en voor koken en verwarmen. En het werd net als bij het latere aardgas verdeeld via leidingen. Sterker nog, Nederland (m.u.v. de kleine dorpjes) kon zo snel omschakelen op aardgas omdat de infrastructuur voor stadsgas er al grotendeels lag.  

Voor de overgang van lokaal opgewekt stadsgas naar aardgas waren wel technische aanpassingen nodig. Door de hogere druk van aardgas moesten geisers worden aangepast. Bestaande kooktoestellen werden gratis omgebouwd. Topdrukte dus voor de installateurs en het energiebedrijf. Bij het Oude Ambachten & Speelgoed Museum kun je nog fraaie fornuizen bewonderen die op stadsgas werkten.

Muntjes voor gas

En wist je dat veel Nederlanders tot circa 1950 (toen er nog met stadsgas werd gestookt) gebruik maakten van gaspenningen? Als je een muntje in de gasmeter stopte, kreeg je een bepaalde hoeveelheid gas. Om te koken of voor het verwarmen van de wasketel of het verwarmen van het hete water in de wasteil, waar de kinderen één keer per week collectief gebruik van maakten voor een stevige boenbeurt. Want douches waren er nog niet en alleen de grotere steden hadden een badhuis. Die gaspenningen kostten een dubbeltje, maar waren even groot en even zwaar als een stuiver, die ook in de gleuf van de gasmeter paste. Als je stuivers had gebruikt, dan werd dat geconstateerd door de meterman, die regelmatig langskwam om de gasmeter te ontdoen van gaspenningen. En mocht je dus bijbetalen. De meeste gaspenningen zijn, na de invoering van het aardgas, afgeschaft. Af en toe kom je ze op ruilbeurzen nog wel tegen. Nieuwsgierig? In het museum zie je verschillende elektriciteits- en gasmunten.